Na het gesprek begin oktober bij de initiatiefnemers en na nog wat denkwerk en nieuwe inzichten van mijn kant, kwam ik tot de conclusie dat ik mijn onderzoeksplan zoals ik dat voor de zomer had beschreven wil aanpassen.

Sinds de start van dit nieuwe studiejaar heb ik meer beelden gekregen van wat artistiek onderzoek kan zijn. De gesprekken met studiegenoten en docenten en de lessen hebben uiteindelijk tot een nieuw idee geleid. Ik vind het grappig om te merken dat er een aantal weken voorbij zijn gegaan waarin ik nieuwe informatie kreeg die ik eerst niet direct kon plaatsen, maar dat er ineens een moment is gekomen dat maakte dat alles op zijn plek viel en samen is gekomen in een nieuw plan. Het is alsof ik heel lang aan een fundering heb gewerkt die net toen het saai begon te worden, stevig genoeg bleek om de franjes en details op aan te brengen. Deze ervaring bevestigt mij wederom dat het niet zinvol is om over een direct nut na te denken als je opdrachten krijgt, omdat dit precies het proces is wat ik interessant vind, dat het nodig kan zijn om een tijdje in onwetendheid te verkeren om daarna juist extra scherp in beeld te krijgen wat je wel en niet wil doen.

Hieronder een fragment uit ‘Krisis’ tijdschrift voor actuele filosofie, van Henk Borgdorff over artistiek onderzoek (vet gemaakt wat mij zo bijzonder aanspreekt in deze manier van onderzoek, bedankt Talitha voor het toesturen van deze bron):
Maar nog belangrijker wellicht is het feit dat veel artistiek onderzoek in de regel niet aanvangt met een duidelijk omschreven vraagstelling, onderwerp of hypothese waarvan de relevantie voor de onderzoeksom-geving of de kunstpraktijk al van tevoren vaststaat. Veel artistiek onder-zoek is niet hypothesis-led maar discovery-led onderzoek (cf. Rubidge 2005: 8), waarin de onderzoeker op basis van intuïties en probeersels zijn zoektocht onderneemt, en dan daarin mogelijk stuit op onverwachte uitkomsten, of verrast wordt door nieuwe vergezichten of inzichten.
Daar komt bij dat, door de innige verbondenheid van de onderzoeker en hetgeen onderzocht wordt – veel artistiek onderzoek staat immers in functie van de artistieke ontwikkeling van de kunstenaar in kwestie – er niet de nodige distantie is tot het onderwerp, een distantie die toch een noodzakelijke voorwaarde is voor een zekere mate van objectiviteit.
Ook ten aanzien van de methode, opgevat als een systematische en betrouwbare manier van werken, lijkt artistiek onderzoek af te wijken van wat in de handboeken over methodologie wordt voorgeschreven. Juist het onsystematische dwalen en zoeken, waarin serendipiteit, toevallige inval-len en hints een rol spelen, leidt de onderzoeker naar nieuw en nog onontgonnen terrein. De kunstenaar opereert dan ook niet binnen een duidelijk afgebakende discipline, waarin aangegeven is wat wel en niet tot de onderzoeksstrategie gerekend mag worden. Zowel onderwerp als vraagstelling en methode worden in de regel pas gaandeweg de vaak disciplineoverschrijdende zoektocht duidelijk.
Maar verschilt dit nu werkelijk van ‘wetenschappelijk onderzoek’? Om een Nederlandse specialist op het gebied van de snaartheorie, Robert Dijkgraaf, te citeren: ‘I would say that scientific research is about doing unpredictable things, implying intuition and some measure of random-ness. […] our research is more like an exploration than following a firm path’ (Balkema en Slager 2007: 31). Heeft artistiek onderzoek in dat licht misschien dan toch het een en ander gemeen met (fundamenteel) wetenschappelijk onderzoek.

Het aangepaste plan heb ik opgestuurd naar de initiatiefnemers van de Blue Zone en ik ben in afwachting van hun reactie.